Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Het geschiedde nu, als David en zijn mannen [1]den derden dag te Ziklag kwamen, dat [2]de Amalekieten in het zuiden en te Ziklag ingevallen waren, en Ziklag [3]geslagen, en dezelve met vuur verbrand hadden; 1. Te weten, nadat David uit het leger der Filistijnen gescheiden was, want zo ver lag wel het leger der Filistijnen [waar David met zijn mannen geweest was] van de stad Ziklag, gelijk af te nemen is uit 2 Sam.1:2. 2. Versta, de overgebleven Amalekieten, die ontkomen waren toen Saul die sloeg, hfdst.15 vs.7. Of dit is te verstaan van de Amalekieten, die ergens in een andere streek of hoek lands woonden dan die, welke door Saul zijn uitgeroeid. Dezen hebben hun ouden haat tegen de Israelieten getoond. 3. Dat is, geruineerd en de inwoners kwalijk gehandeld. Zie Ezech.33:21.